MAP sensor
De druk in het spruitstuk wordt gemeten met de Manifold Absolute Pressure (MAP) sensor. Door te kijken naar de dichtheid van de lucht in het spruitstuk kan bepaald worden hoeveel lucht de motor nu in gaat. Dit is niet voor alle toerentallen hetzelfde, want de vorm van de inlaat, uitlaat en het nokkenas profiel speelt ook mee. Een motor heeft dus voor iedere druk en toerental een bijbehorende vullingsgraad.
We noemen dit Volumetrische Efficientie.
- Inspuiting
De hoeveelheid lucht die de motor in gaat moet nu nog gemengd worden met de juiste hoeveelheid benzine. Dit kan worden vastgelegd in het VE kenveld. Het VE kenveld geeft de vullinggraad van de motor weer en regelt hoe lang de injector open staat.
Volumetrische Efficientie tabel voor brandstofhoeveelheid
- Ontsteekmoment
Het juiste moment van ontsteken van dit mengsel is ook afhankelijk van de cilindervulling.
De verbranding snelheid hangt af van de eind-compressiedruk. Als de gasklep bijna dicht staat, is er een hoog motorvaccuum. Er is dan een lage eind-compressiedruk. Het vlamfront zal zich na ontsteking langzaam over de verbrandingskamer verspreiden. Het kost meer tijd voor de piekdruk bereikt wordt. De ontsteking moet nu relatief vroeg staan.
Als de gasklep ver geopend is, is het motorvaccuum laag. Er wordt veel lucht aangezogen en de eindcompressiedruk is hoog. Daardoor zal de verbranding snel verlopen en de piekdruk snel optreden. De ontsteking moet nu verlaat worden anders treed de piekdruk te vroeg op en zal de motor gaan detoneren.
Het ontsteekmoment is afhankelijk van toerental en eind-compressiedruk. Het ontsteekmoment kunnen we vastleggen in een soortgelijk kenveld voor de ontsteking.
- Soorten MAP sensoren
Er zijn veel verschillende vormen MAP sensoren. Ruwweg zijn er 2 bouwvormen:
- Externe MAP sensoren
- MAP sensoren die in het spruitstuk worden gebouwd.
De extene MAP sensor wordt verbonden met een vaccuumslang. Er zijn een aantal belangrijke richtlijnen:
- De MAP leiding dient zo kort mogelijk te zijn. Dan reageert de MAP sensor sneller.
- De MAP leiding moet op op de centrale buis van het spruitstuk worden aangesloten, liefst niet in de buurt van de gasklep en nooit recht tegenover een inlaatbuis naar de cilinderkop.
- De MAP sensor moet kunnen afwateren. Dus de aansluiting moet bij voorkeur naar beneden wijzen.
De interne MAP sensor zal zijn aansluiting direkt op het inlaatspruitstuk hebben. De afdichting wordt verzorgd door een rubber of O-ring. Soms hebben deze sensoren ook een ingebouwde lucht temperatuur sensor.
- De werkdruk van de MAP sensor
De druk van de MAP sensor is door de fabrikant zo gekozen dat deze een optimale resolutie geeft. De MAP sensor wordt gevoed door 5 volt. Ze krijgt massa en er zit een output op die een spaning geeft van 0-5Volt. De hoogte van de spanning geeft de druk weer. Maar er zijn sensoren die een werkdruk hebben van 5-105Kpa en er zijn sensoren die een werkdruk hebben van 25-400Kpa. We kunnen in de software van de EFIgnition vastleggen welke werkdruk de sensor heeft. Het is verstandig een bij de motor passende sensor te kiezen. Zo monteer je op een turboloze motor geen MAP sensor die tot 500Kpa kan meten. Want dan werkt deze slechts in een spanningsbereik van 0-1 Volt. De aanwijzing is dan minder precies dan als we een sensor zouden gebruikeen die tot 105Kpa zou gaan. De juiste sensor werkt over de volle 0-5 Volt.